Bericht afkomstig: DWHC

In 2017 hebben het DWHC en het RIVM opnieuw in reeënbloed gekeken naar antistoffen tegen het teken-encefalitisvirus (TBE/FSME ). Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van meer inzicht in de huidige verspreiding van dit virus in Nederland.
Het ree als indicator

Uit het buitenland is bekend dat het teken-encefalitisvirus niet homogeen verspreid over een groot gebied voorkomt, maar dat het zich in kleine deelgebieden, zogenaamde haarden, concentreert. In deze haarden bevinden zich met het virus besmette teken. Om de kleine besmette gebieden te vinden, waar men vervolgens gericht naar besmette teken kan zoeken, wordt gebruik gemaakt van het ree als indicator. Het ree is een dier dat besmet kan worden met het virus, ook antistoffen aanmaakt, maar er niet aan doodgaat. En omdat het ree zeer plaatstrouw is, algemeen voorkomt, in tekenrijke gebieden leeft en vaak onder de teken zit, is het dier een goede indicator voor de aanwezigheid van het virus in een gebied . Omdat reeën in grote delen van Nederland in het kader van beheer worden bejaagd, is het niet nodig om speciaal voor de monitoring van het virus reeën te schieten.
2016

In 2016 heeft het RIVM het reeënbloed dat het DWHC in 2009-2010 in het kader van een ander onderzoek had verzameld, getest op antistoffen tegen het teken-encefalitis virus. Van de 297 geteste bloedmonsters, waren er zes positief, waarvan vijf van reeën op de Sallandse Heuvelrug (Overijssel) en één van een ree in de provincie Noord-Brabant. Op de Sallandse Heuvelrug is destijds ook actief naar teken gezocht en kon de aanwezigheid van het virus zelf ook worden vastgesteld. Omdat de in 2016 gebruikte bloedmonsters reeds zeven jaar oud waren, besloot het Ministerie van VWS de surveillance te herhalen om zo meer inzicht te krijgen in de huidige verspreiding van het virus.
2017

In 2017 zijn in totaal ruim 600 reeënbloedmonsters op antistoffen getest. Hiervan testten er 22 positief. Met dit nieuwe onderzoek werd ook nu weer een besmettingshaard op de Sallandse Heuvelrug gevonden. Daarnaast werden antistoffen aangetroffen in het bloed van een aantal reeën in Overijssel en in Gelderland langs de grens met Duitsland, en werden enkele ‘losse’ positieve gevallen gevonden in Noord-Brabant en Limburg.
Grotere verspreiding?

De nieuwe resultaten zijn een indicatie dat het virus nu op meerdere locaties in Nederland voorkomt. Of het virus ook daadwerkelijk aanwezig is, kan alleen met zekerheid worden geconcludeerd als het virus zelf wordt aangetoond in bijvoorbeeld teken. Momenteel wordt met behulp van statistiek nagegaan of er daadwerkelijk sprake is van een grotere verspreiding in Nederland, of dat er meer ‘positieve locaties’ zijn gevonden omdat er meer monsters zijn onderzocht.

Betekenis voor de mensen in het veld
In feite verandert er door de nieuwe inzichten voor de veldwerker nog niets. Wel onderstrepen de resultaten het belang van preventieve maatregelen om tekenbeten te voorkomen en van het doen van een teken-controle na een dag in het groen. Immers een teek kan diverse ziekten overbrengen, waarvan teken-encefalitis er één is. Dit onderzoek maakt duidelijk dat men zich bewust moet zijn dat men ook in andere gebieden dan de Sallandse en Utrechtse Heuvelrug teken-encefalitis kan oplopen. Van deze twee gebieden was dit reeds bekend: Het RIVM constateerde al in 2016 dat personen daar de ziekte waarschijnlijk hadden opgelopen.

Meer informatie:
https://www.dwhc.nl/tbe-fsme-meerdere-plaatsen-nederland/